tra le sue pagine…

 

typewriter

Credo**

Ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen
ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots
maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert

Credo**

Credo in un fiume
che scorre dal mare fino alle montagne
non chiedo nient’altro alla poesia
se non di fare una mappa del fiume
non voglio togliere l’acqua dalle rocce
voglio invece portarcela
la roccia nera e asciutta
diventa una roccia d’acqua blu
ma i giornali non vogliono questo
vogliono rimanere secchi e pieni di titoli neri
costruiscono mura e costringono
a fare marcia indietro

Gekleed naakt *

Nu lig je daar
in je eentje slapend
geen vinger beroert je
geen woord wil in je oor
geen blik bekijkt je
je droomt jezelf tot een gedachte
je bent het beeld
dat je niet raakt

Nudo vestito

Ora giaci
dormendo sola
nessun dito ti tocca
nessuna parola ti vuol entrare nell’orecchio
nessun sguardo ti osserva
sogni te stesso come pensiero
sei l’immagine
che non ti tocca

Scènes in Hotel Morandi *

Kerkhof vergaan tot wat het is
stenen verspreid in het vergroeide gras
brandnetels langs de rottende vaart
plastic tas, bierblik, Telegraaf
tekens van vrede die te ver ging
niemand bekommert zich
jij ziet er bloemen
ik wie er toch nog was
Simon van Hamburg
Roosje van Weezel
namen die spoken
tot geen meer ademt
onrust en vrede
onmogelijk mengsel
als lijk van leven
in mij vereend
Het gedender van wagons
op het emplacement
donker dat wappert
door het half-open venster
de vormen door jou bedacht
gerangeerd in de nacht
theepot voor spiegel
bereklauw in vaas
stof van een etmaal
op het bloedrode doek
ademloos waak ik
over je bijna-geen-adem
een schaal met foto’s
draag ik door je droom
Ik kus je masker
naar je gezicht vervormd
wit en rose
en met grote zwaaien
nacht erover
Vazen verschuiven
van nauwelijks blauw
tot schier wit
schimmen van mijn blik
op jouw gezicht
ochtendlicht
gepraat op straat
wereld die overgaat
Gevangen in een flard van je brein
verovert me het leven
nog één keer niets
en dan met al mijn macht
je witte lijf
tot mijn dood gebracht

Scene nell’Hotel Morandi

Cimitero disfatto fino a ciò che è
sassi sparsi nell’erba cresciuta su deforme
ortiche lungo il canale putrefatto
sacco di plastica, lattina di birra, Gazzetta
segni di pace che ha passato i limiti
nessuno si preoccupa
tu ci vedi fiori
io chi pure c’era
Simon van Hamburg
Roosje van Weezel
nomi spettrali che appaiono
finché nessuno respiri più inquietudine e pace
miscela impossibile come cadavere di vita
uniti in me
Lo sferragliare dei vagoni
sui binari
buio che sventola
attraverso la finestra semichiusa
le forme da te inventate
manovrate nella notte
teiera davanti allo specchio
brancorsina in vaso
polvere di un giorno
sulla tela sanguigna
trattenendo il respiro vigilo
sul quasi-non-respiro
un piatto pieno di fotografie
porto attraverso il tuo sogno
Bacio la tua maschera
formata secondo la tua faccia
bianca e rosa
e con larghe sventolate
notte passata
Vasi che vanno
da appena azzurro
a quasi bianco
ombre del mio sguardo
sul tuo viso
luce mattutina
chiacchiere per la strada
mondo che passa
Catturato in un brano del tuo cervello
la vita mia conquista
ancora una volta niente
e con tutta la sua forza
il tuo corpo bianco
mi riporta alla mia morte

Niet te geloven***

Niet te geloven
dat ik knaap nog
een vers schreef over de
zilverwitheid van een berkenstamen om mij
grootse dronkenschap
van de bevrijding
het water was whisky geworden.
Alles zoop en naaide
heel Europa was één groot matras
en de hemel het plafond
van een derderangshotel.
En ik bedeesde jongeling
moest nodig
de reine berk bezingen
en zijn bescheiden bladerpracht.

Da non credere

Da non credere
che io ancora giovincello
scrivessi una poesia
sul biancore argenteo di una betulla e intorno a me
la più sfrenata ebbrezza
dopo la liberazione
l’acqua era diventata whisky.
Tutti sbevazzavano e scopavano
l’Europa, un’enorme materasso
ed il cielo il soffitto
di un albergo di quattro soldi.
E io fanciullo timoroso
non potevo non
cantare la purezza della betulla
e l’umile bellezza del fogliame

Eeuwig Stalingrad *

Ik loop door het bos
dichte lucht geluidloze dag
sneeuw die onverstoorbaar valt
vogel die niet klapwiekt
bijlslag die niet knalt
geen spoor van iets
alleen een tere geur van rook
van een vuur dat ergens brandt
Tussen de bomen loopt het vol schemer
de sneeuw ligt op
tijd om naar huis te gaan
maar in een kille roes
ga ik verder
tot de bevroren beek
steek die over
klim over prikkeldraad
en sta in niemandsland
daar ben ik tussen dood struikgewas
mijn eigen doelwit

Stalingrado per sempre

Cammino nel bosco
aria spessa giorno senza suono
neve che cade imperturbabile
uccello che non batte le ali
colpo d’accetta che non scoppia
nessuna traccia di qualcosa
soltanto l’odore tenero di fumo
di un fuoco che arde da qualche parte
Fra gli alberi l’aria si riempisce
di crepuscolo la neve luccica
è ora di andare a casa
ma nella fredda ebbrezza
vado più oltre
fino al ruscello ghiacciato
lo attraverso
scavalco il filo spinato
e sto in terra di nessuno
là fra i cespugli morti sono
la mia propria mira.

Naar Buiten **

Naar buiten met die woorden!
alsof ze vertaald zijn misschien
niet zo best maar wie weet dat
zó moeten ze klinken.
De straat op met je waar!
Wind slaat om monden en oren!
Veel gaat verloren, flarden
verstaanbaar afzonderlijk-
heden nu treden naar voren.
Olie op het asfalt hier
stond een auto smeulende peuk
op het trottoir daar
gaat een man.

Là fuori **

Fuori le tue parole
come se fossero tradotte, forse
non molto bene
ma chi lo sa che devono suonare così?
Esci fuori con la tua merce!
Il vento picchia sulle bocche e sulle orecchie!
Molto viene perduto, brandelli
di particolari comprensibili ora si fanno avanti.
L’olio sull’asfalto qui
c’era una macchina e una sigaretta
sul marciapiede là
ecco un uomo che cammina.

*

Poëzie is een daad
van bevestiging. Ik bevestig
dat ik leef, dat ik niet alleen leef.
Poëzie is een toekomst, denken
aan volgende week, aan een ander land
aan jou als je oud bent.
Poëzie is mijn adem, beweegt
mijn voeten, aarzelend soms,
over de aarde die daarom vraagt.
Voltaire had pokken, maar
genas zichzelf door o.a. te drinken
120 liter limonade: dat is poëzie.
Of neem de branding. Stukgeslagen
op de rotsen is zij niet werkelijk verslagen,
maar herneemt zich en is daarin poëzie.
Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom.
Tenslotte wint de dood, jazeker,
maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft.
De dood is een ontroering.

*

Poesia è un atto
di affermazione. Affermo
che vivo, che non vivo solo.
Poesia è un futuro, pensare
alla settimana prossima, a un altro paese,
a te quando sarai vecchia.
Poesia è il mio respiro, muove
i miei piedi, a volte con esitazione,
sulla terra che lo richiede.
Voltaire aveva il vaiolo, ma
guariva se stesso, bevendo tra l’altro
120 litri di limonata: questa è poesia.
Oppure prendi la risacca. Sbattuta
sugli scogli in verità non è abbattuta
ma si riprende e in questa poesia.
Ogni parola che viene scritta
è un attacco alla vecchiaia.
In fine la morte vince, certo,
ma la morte è soltanto il silenzio nella sala
dopo che l’ultima parola è risonata.
La morte è commozione.

Theater **

Ik neem je mee
achter het toneel
waar de spelers kontknijpen
kaarten
beursberichten lezen
in het stof staren
yoga doen
hoesten achter hun hand.
Waar ze tussen twee levens staan
geen enkele rol vervullen
en toch op hun plaats zijn.
Op die plek
tussen opkomen en afschminken
tussen dollen en douchen
horen ook wij thuis.
Lichamen klaar om te verroeren
monden open om te spreken
maar nog niet …

Teatro **

Ti porto con me
dietro il palco
dove gli attori si pizzicano il sedere
giocano a carte
leggono le quote della borsa
fissano la polvere
fanno yoga
tossiscono nelle loro mani.
Lì si trovano in mezzo a due vite
senza interpretare alcun ruolo
ma sono comunque al loro posto.
In quel luogo
tra entrare in scena e struccarsi
tra scherzi e docce
anche noi ci sentiamo a casa.
I corpi sono pronti a muoversi
le bocche sono aperte per parlare
ma ancora no…

 

© Le traduzioni in italiano delle poesie di Remco Campert sono tratte da *Karin van Ingen Schenau, 13 poeti dei Paesi Bassi, Alba 1989, e **dal workshop tenuto da Franco Paris per gli studenti del terzo anno di nederlandese dell’Istituto Superiore per Interpreti e Traduttori della Fondazione Scuole Civiche Milano, ***e da Marta Bollini.